Geschiedenis

Hoofdstuk 4

Hoofdvraag : Wat veranderde er in West-Europa door de groei van het Romeinse Rijk?

Deelvragen : 

1. Hoe groeide Rome uit van kleine stadstaat tot een wereldrijk?

2. Hoe werd het Romeinse Rijk een monarchie, een republiek en uiteindelijk weer een monarchie?

3. Hoe verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur zich over Europa?

4. Waardoor kwam er een einde aan het Romeinse Rijk?

5. Waardoor kreeg het Christendom steeds meer aanhangers?  


4.2

Deelvraag 1

Hoe groeide Rome uit van een kleine stadstaat tot een wereldrijk ?

Ontwikkeling van Rome

Rome had een gunstige ligging, daar maakten de Romeinen goed gebruik van. Er was een oversteekplaats waar veel wegen samen kwamen, zoals handelswegen van de Griekse kolonies. Rome zelf had namelijk ook iets te bieden : zout. In die tijd was zout zo kostbaar en zeldzaam, dat er een bepaalde hoeveelheid zout voor een mens werd vastgelegd. Salaris is afkomstig van het woordje zout (sal). Grieken waren veel verder ontwikkeld en moderner dan de Romeinen. Zo leerden de Romeinen (van de Grieken) olijfolie en wijn kennen, aanleg van havens, het gebruik van schriften en munten : kortom allemaal wat nuttig is voor de handel. Het Griekse godensysteem hoort hier ook bij. Etrusken waren van net zoveel invloed als de Grieken. Vanaf ongeveer 620 v.Chr. kwamen de koningen van Rome van belangrijke Etruskische families. Ook kwamen veel Etrusken er werken en wonen. U ziet dus dat door de Etrusken Rome echt een stad begon te worden. Landbouw bleef voor Rome het belangrijkste middel van bestaan. 

Rome als wereldmacht

In de derde en vierde eeuw v.Chr. breidden de Romeinen hun macht steeds verder uit over Italië. Toen de Romeinen heel Italië in hun macht hadden, kwam er een gevaarlijke concurrent: Carthago. Toen de Romeinen de twee oorlogen tegen de Carthagers met moeite hadden verslagen, veroverden ze in twee eeuwen bijna heel Spanje en Noord-Afrika. Toen de Romeinen niet meer in eigen land vochten maar in het Zuid-Oostelijke deel van Europa- dus Griekenland, Turkije of Syrië - konden de soldaten niet naar huis gaan en was het te ver. 

Julius Caesar

Vanaf de tweede eeuw werden langzamerhand ook soldaten toegelaten die geen geld hadden om wapens te betalen. Ze hoopten rijk te worden door de oorlogsbuit. De generaals werden niet meer elk jaar vervangen. Daardoor konden ze grote gebieden veroveren en een goede band opbouwen met hun soldaten. In de eerste eeuw v.Chr. waren veel legercommandanten zo rijk geworden en zo veel gebieden veroverd dat de wil in hun handen was. Een daarvan was Julius Caesar. Hij breidde het rijk uit naar Noordwest- Europa. Hij veroverde heel Gallië door ruzies te veroorzaken tussen de stamhoofden van Gallië. Zij waren dus rijk en de soldaten konden meeprofiteren van de buit. Julius Caesar werd een van de Rijkste Romeinen van zijn tijd en hij werd dictator voor het leven.

Conclusie: 

Als klein dorpje maakte Rome gebruik van haar gunstige ligging waar ze goed konden handelen. Ze leerden veel van de Grieken en de Etrusken door de handel. Van de Grieken leerden de Romeinen olijfolie en wijn kennen, havens aanleggen. schriften en munten gebruiken en ze leerden het Griekse goden systeem kennen. Er kwamen in Rome veel Etrusken wonen en werken, daardoor groeide de stad. Als Rome geen gunstige plek was dan was zij nooit zo gegroeid, maar de echte reden waardoor zij zo groot is geworden is de kennis die ze kregen door het handelen. Daardoor kwamen er in Rome kwamen steeds meer mensen wonen en ze werden bevriend met de Etrusken en die hielpen Rome om groter te worden. Daarna begonnen ze te veroveren en in 2 eeuwen veroverden ze het hele westelijke deel van de Hellenistische rijken. Het rijk was eindelijk groot geworden.

4.3

Deelvraag 2

Hoe werd het Romeinse rijk een monarchie, een republiek en uiteindelijk toch weer een monarchie?

Nooit meer een koning

De Etruskische koning Tarquinius Superbus werd verjaagd door de Romeinen vanwege zijn arrogantie en omdat hij wreed was. Daarmee werd de monarchie afgeschaft. Zijn zoon mocht ook niet aan de macht komen anders zou het nog erger worden. Daarom begonnen ze een republiek. Ieder jaar kozen de Romeinen twee nieuwe personen als hoogste machthebbers: de consuls. De adel kreeg de macht in Rome en Rome werd een aristocratie

Burgeroorlogen

In de eerste eeuw waren veel legercommandanten machtiger geworden dan de senaat. Steeds vaker vochten de generaals tegen elkaar. De overwinnaar wilde natuurlijk aan de macht blijven en liet zich benoemen tot consul of tot dictator. Wanneer Julius Caesar in 45 v.Chr. alle generaals verslagen had met zijn legioenen, werd hij dictator tot de dood. Een jaar later werd hij gedood door senatoren die een republiek terug wilden. Er braken weer burgeroorlogen uit. De oorlogen waren tussen de volgelingen van Caesar en de moordenaars van Caesar. Figuurlijk was het Romeinse Rijk een republiek maar letterlijk had maar een iemand alle macht en was het dus in het echt een monarchie. Toen Augustus (De zoon van Caesar) in 14 v.Chr. stierf, waren er amper mensen die terug wilde naar een Romeinse Rijk met een Republiek met oorlogen, ruzies en hongersnood.

Conclusie: 

Nadat ze de koning Tarquinius Superbus hadden verjaagd, schaften ze de monarchie af. Daarna kregen ze weer een reblubiek met twee groepen: Patriciërs en Plebejers. De Patriciërs hadden heel veel macht, maar de Plebejers niet. In de 4e eeuw kon Rome zijn grondgebied uitbreiden en er kwam meer handel. Daarmee werden een aantal plebejers zeer rijk en was er weinig verschil tussen de rijke plebejers en de Patriciërs. In de eerste eeuw V.Chr. waren er veel legercommandanten machtiger geworden en gingen ze met elkaar vechten. Uiteindelijk was er een legercommandant die alle andere legercommandanten had verslagen. Die legercommandant was Julius Caesar. Hij benoemde zichzelf tot dictator voor het leven en er bestond weer een monarchie in Rome. Toen Caesar stierf, nam Augustus het over. Vanwege alle chaos wilde Rome niet terug naar een republiek en bleef Rome een monarchie.

4.5

Deelvraag 3 

Hoe verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur zich over Europa? 

De Grieks-Romeinse cultuur

In vier eeuwen was Rome van een stadstaat naar wereldrijk gegaan. De Romeinen waren goed in oorlog voeren, organiseren en anderen praktische zaken. Ze kregen hun interesse in kunst en kennis door de Grieken tijdens de veroveringen. De Romeinen leerden veel en snel, maar het bleven Romeinen en ze staken eerst al hun geld in nuttige bouwwerken en daarna pas in bibliotheken. 

Romanisering

Toen de Romeinen noordwest Europa veroverden namen ze hun klassieke cultuur mee. Het overnemen van (delen van) de cultuur van de Romeinen = Romanisering. 

Het Romeinse bestuur en steden

Als de Romeinen een gebied veroverd hadden, wilden ze een hoofdstad hebben om van daaruit het gebied te besturen. Vaak stichten de Romeinen die zelf. Deze nieuwe steden hadden een regelmatig patroon en zag er van boven uit als een schaakbord. In het midden van zo'n stad lag het forum, daaraan lagen de belangrijkste tempels. De meesten Romeinse steden hadden tussen de 1000 en 5000 inwoners. 

Stad en het platteland

Door de Romeinen ontstond in onze streken ook een stedelijke cultuur, maar er woonden nog steeds mensen op het platteland. Ook daar veranderde veel door de Romeinen: er werden bossen gekapt, er kwam meer grond voor landbouw of veeteelt en het land werd slimmer ingedeeld. Er ontstonden ook boeren bedrijven waar pachters en slaven het werk deden. De mensen die in het leger hadden gezeten, kwamen rijk terug en kregen belangrijke functies. Dat wilden anderen ook. Zo namen de inheemse (Griekse) bevolkingen steeds meer van de Romeinen over. Onder de Romeinen groeide de economie. Degen die meededen met de Romeinen profiteerden daarvan en kregen allerlei voorrechten, ze konden zelfs een Romeinse burger worden en zo hogerop komen. Degenen die niet meededen, kregen geen steun van de Romeinen. De Romeinen bleven de machthebbers en lieten dat ook merken. De overwonnen stamhoofden moesten voedsel of vee als belasting betalen.

Conclusie:

Wanneer de Romeinen een stuk land veroverden, namen ze hun klassieke cultuur mee. De bevolking die daar woonde(inheemse bevolking) nam de cultuur over en verspreidde het verder. Dit wordt romanisering genoemd. Doordat de Romeinen een groot gebied hadden veroverd, verspreidde de cultuur zich over heel Europa.

4.6

Deelvraag 4

Waardoor kwam er een einde aan het Romeinse rijk?

De 3e eeuw

De Romeinse keizers wilden de soldaten meer geld geven zodat ze goede vrienden konden blijven. De Germanen kregen ook geld. Door dit hadden de Romeinen weinig geld waardoor dit tot een economische crisis uitbrak. De Germanen hadden op militair gebied veel geleerd van de Romeinen. De Romeinen hadden een verdedigingssysteem : de limes. Maar de limes was niet bestand tegen echt invasies. Wanneer grote aantallen soldaten worden weggetrokken om tegen de Perzen te gaan vechten, worden de limes niet meer beschermd. Noordelijke provincies waren niet meer te bereiken en legerkampen konden niet meer bevoorraad worden. In 270 waren twee Romeinse steden (Nijmegen en Voorburg) in Nederland bijna helemaal verlaten. Steeds meer Germaansere volken stroomden in het Romeinse rijk = volksverhuizing. 

De nieuwe tactiek

476 v.Chr. : Romeinse keizers werden afgezet door Germaanse huursoldaten. De Germaanse huursoldaten kozen geen nieuwe keizer meer. Door de keizer Diocletianus kwam er een nieuwe verdedigingssysteem voor de Rijngrens. Waarbij ruiterij een belangrijke rol speelde. Omdat ze nu zich richtte op de strategisch belangrijke punten; bruggen en belangrijke wegen. Die ze verdedigden ze met stevige forten. De belangrijkste punten waren omringd met een stevige ommuring en een legereenheid om hen te beschermen. Daardoor bleven de belangrijke wegen en bruggen vaker in de handen van de Romeinen en was het achterland beschermd. Ondanks deze tactiek moesten ze de Rijngrens opgeven in 406. 

Conclusie: 

Aanvankelijk was alles normaal in het Romeinse rijk, maar toen kwamen er steeds meer Germanen de grens over en er ontstonden onderlinge ruzies tussen de generaals. Op een gegeven moment kwamen er steeds meer keizers en elke nieuwe keizer gaf meer geld aan het volk dan de ander. Ze betaalden ook de Germanen zodat zij zich rustig houden of andere Germanen weg zouden jagen. Daardoor ontstond een economische chaos. Om het land weer onder controle te krijgen verdeelde de Romeinen het land in tweeën: het West-Romeinse rijk en het Oost-Romeinse rijk en ze legden een verdedigingssysteem aan (de limes). Op een dag waren veel soldaten weggehaald om in het oosten te vechten, toen grepen de Franken en de Alemannen hun kans. Door hun aanval weden er steden verlaten. Daarna verhoogde de Romeinen hun systeem en de Romeinen gingen het efficiënter aanpakken. Ondanks deze nieuwe tactiek kwamen er steeds meer Germaanse volken Rome binnen (de volksverhuizingen). Uiteindelijk werd de Romeinse keizer afgezet door een Germaanse huursoldaat. Daarna kozen zij geen nieuwe keizer meer

4.7

Deelvraag 5 

Waardoor kreeg het Christendom steeds meer aanhangers?

Sint Maarten

Martinus was 15 toen hij rond 330 in het Romeinse leger kwam. Zijn vader was militair dus hij moest wel. Al snel horde hij verhalen over Jezus, die indruk op hem maakten. Op een winterdag kam hij bij een stadspoort een bedelaar tegen met weinig kleren. Hij pakte zijn zwaard en zonder aarzelen sneed hij zijn mantel doormidden. Die nacht droomde hij dat christus voor hem stond, gekleed in het weggegeven stuk mantel. Hij verliet het leer en trok rond om mensen te vertellen over het christendom. Rond 370 werd hij door de christenen tot bisschop gekozen, maar hij weigerde. Op 11 november 397 stierf hij. De sterfdag van Sint Maarten word nog steeds gevierd. Martinus was enthousiast over de manier waarop Jezus omging met andere mensen. Dus hij werd christen. Het christendom is ontstaan in Palestina. 

Joden en christenen

Vanaf de 1ste eeuw v.Chr. viel Palestina onder Romeins bestuur. Toen was het grootste gedeelte van de bevolking daar Joods. De joden vereerden 1 god (monotheïsme). Dat kwam verder in die tijd niet meer voor de rest geloofden juist in meerdere goden (polytheïsme). Volgens de joden zou er een Messias komen en die zou een nieuwe tijd van vrede en rechtvaardigheid brengen. Volgen de volgelingen van Jezus was hij Messias. Jezus werd uiteindelijk opgepakt. Rond het jaar 30 stierf hij aan het kruis. Een aantal volgelingen van hem gingen zijn boodschap doorvertellen, wie in hem geloofd zal na de dood voortbestaan. Zo ontstond de nieuwe godsdienst, het christendom. 

Staatsgodsdienst

Omdat christenen als snel anderen christenen probeerden te maken, waren ze al snel bekent. Als je trouw bleef aan het christendom, dan kreeg je de doodstraf. Toch gaven veel christenen niet toe. Die dapperheid zorgden voor meer aanhangers. In de 3de eeuw werden steeds meer rijke mensen christen. Nu kon de christelijke kerk ook arme en zieken helpen. Daardoor kwamen er nog meer aanhangers. Toen het in de 3de eeuw slecht ging met het rijk kregen de christenen de schuld. Ondanks de wrede vervolgingen sloten toch veel mensen aan bij de christenen: die waren tenminste goed georganiseerd en hielpen elkaar. In 313 kwam er een bevel van keizer Constantijn en het verbod op het christendom werd in dit gebied opgeheven. Alle godsdiensten moesten voortaan vreedzaam samenleven. Vanaf dat moment waren de christenen niet meer in gevaar. In 391 werden de rollen omgedraaid en er kwam een verbod op het vereren van de Griekse en Romeinse goden. Het christendom werd staatsgodsdienst. 

Bisschoppen in Rome

Vanaf 391 kregen de leiders van de christenen (de bisschoppen) meer taken in het bestuur van de Romeinse steden. Vanuit diezelfde steden bestuurden ze ook hun bisdom.

Conclusie: 

Het Christendom ontstond in een dorpje genaamd Palestina. Er heerste daar toen nog een Jodendom. In de Joodse boeken staat dat er een Messias zou komen die een nieuw tijdperk van Vrede en rechtvaardigheid zou brengen. De Christenen geloofden dat Jezus die Messias was. Nadat Jezus overleed verspreidde zijn aanhangers zijn verhaal door en zo ontstond het christendom. Maar de Romeinen keurde dat af en gaven je de doodstraf als je trouw bleef aan het christendom. Maar de christenen bleven trouw aan hun geloof en die dapperheid zorgden voor meer gelovigen. In 313 werd het verbod op het christendom opgeheven en waren ze niet meer in gevaar. In 391 kwam er een verbod op het vereren van de Grieks-Romeinse goden.


Hoofdstuk 5 

Hoofdvraag : Welke invloed hadden geweld en geloof in de vroege middeleeuwen

Deelvragen :

1. Hoe ontstond het rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?

2. Hoe was de agrarische samenleving georganiseerd?

3. Hoe verspreidde het christendom zich over Europa?

4. Hoe ontstond de islam en hoe verspreidde deze nieuwe godsdienst zich over Europa?

5. Door welke oorzaken viel het Karolingische rijk uiteen?

5.2

Deelvraag 1 

Hoe ontstond het rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?

De Franken onder de Merovingen

De Frankische koning Clovis was een meedogenloze heerser, een echte 'barbaar'. Hij maakte alle andere Frankische koningen/heersers dood zodat hij de enige heerser was. Op een dag sloeg hij een krijgsman met een bijl de hersens in, omdat die ooit had met hem had geruzied over de buit. Aan de andere kant was Clovis trots op zijn contacten met de keizers van het Romeinse Rijk en deed hij zijn best om op een Romeinse heerser te lijken. In de 4e en 5e eeuw, de beginperiode van de volksverhuizingen, drongen steeds meer volken uit gebieden ten noorden van de Rijn en de Donau het Romeinse Rijk binnen. De Romeinen lieten de Franken het Rijk binnen zodat ze samen de grenzen konden beschermen. Aan het einde van de vijfde eeuw slaagde Clovis erin bijna heel Frankrijk te veroveren. Hij heerste over een bevolking die bestond uit Germanen en afstammelingen van Gallo-Romeinen. Wanneer Clovis in 511 stierf, erfde elk van zijn vier zonen een deel van het rijk en samen slaagden ze erin om de Frankische gebieden verder uit te breiden. Clovis was familie van de Merovingen. Daarna ging het slecht met de Merovingen, omdat verschillende koningen meer tegen elkaar vochten dan tegen gemeenschappelijke vijanden. 

De Karolingen

Intussen nam de macht en het aanzien van de hofmeiers toe. Als beheerder van de bezittingen van de koning waren ze uiteindelijk rijker dan de Merovingen zelf`. Ze gebruikten hun rijkdom om krijgsmannen in dienst te nemen met wie ze vaker een slag hadden gewonnen, zoals de Germanen of de Friezen. Hofmeier Karel Martel had meer macht dan de koning en was de feitelijke heerser van de Franken. Hij versloeg rond 732 een moslimleger dat via Spanje Frankrijk was binnengedrongen. De laatste Merovingische koning werd uiteindelijk door de zoon van Karel martel, Pippijn III de Korte, afgezet, naar een klooster gebracht en hij besteeg uiteindelijk de troon. Karel dwong de Saksen (tegen wie hij had gevochten en gewonnen) met geweld christen te worden. Hij beschermde de Paus tegen Longobarden die in Noord-Italië zaten. Hij vocht ook tegen moslims in Spanje. Karel hielp paus Leo III toen hij moest vluchten. Karel werd door de paus en velen anderen gezien als beschermer van de kerk. Karel werd door Leo beloond door hem op de Eerste Kerstdag in het jaar 800 te kronen. Daardoor heerste er na een lange tijd weer een keizer in West-Europa. 

Leenstelsel

Germaanse vorsten als Clovis hadden zich (altijd) omringd door dappere krijgsmannen die een eed van trouw aan hen hadden afgelegd = vazallen. Door de geroofde buit onder de krijgsliederen te verdelen, onderhield de vorst deze vazallen door hun voedsel, kleding, sieraden, wapens en paarden te schenken. Om te zorgen dat de gewapende ruiters of hun ridders een goede wapenuitrusting zich konden veroorloven, gaven de Karolingen grond in leen. Een leen was een stuk grond dat je mocht gebruiken om van te leven, maar dat eigendom bleef van degene die het in leen gaf. Degene die het stuk grond in leen gaf noem je de leenheer en de ontvanger, dus degene die het stuk leen kreeg, noemen we de leenman. In latere tijden groeide dit uit tot een echt systeem : het leenstelsel of feodalisme. Karel de Grote paste het leenstelsel ook toe in het bestuur van zijn Frankische Rijk. Omat er steeds minder handel kwam en er daarom niet veel munten in omloop waren kon Karel zijn medewerkers niet meer met geld betalen. Hij had wel veel grond en dus gaf Karel de hertogen en graven die in zijn naam delen van het rijk bestuurde en met hem meevochten in oorlogen grond in leen.

Conclusie:

De Franken leefden oorspronkelijk ten oosten van de Rijn waar nu Duitsland ligt. Tijdens de volksverhuizingen zijn er veel nieuwe koninkrijken gesticht door de Germanen, maar niet alleen door de Germanen maar ook door de Franken. Van al die nieuwe koninkrijken waren de Franken het succesvolst. Aan het eind van de 5e eeuw slaagden de Franken (o.l.v. Clovis) erin om bijna heel Frankrijk te veroveren. Daarna heerste ze over een bevolking die bestond uit Germanen en afstammelingen van Gallo-Romeinen, ook onderwierp hij de Franken die aan de overkant van de Rijngrens leefden. Na de dood van koning Clovis werd het rijk verdeeld en elk van zijn vier zonen erfde een deel van het rijk. Het rijk werd steeds opgedeeld waardoor er teveel rijken ontstonden waardoor er chaos uitbrak. Germaanse vorsten als Clovis hadden zich omringd met dappere krijgsmannen die een eed van trouw hadden afgelegd (vazallen).Om deze vazallen te onderhouden moesten ze betalen en dat deden ze met het leenstelsel. I.p.v. munten betaalden ze met grond, omdat er weinig munten in de omloop waren vanwege de slecht handel. Een leen was een stuk grond om van te leven, maar het bleef eigendom van de leenheer (de gever) en was dus geen eigendom van de leenman (de ontvanger).

5.4

Deelvraag 2 

Hoe was de agrarische samenleving georganiseerd?

Economische achteruitgang en onveiligheid

Al in de laat-Romeinse tijd ging het niet goed met de economie. De landbouwproductie daalde en er kwamen minder voedseloverschotten, waardoor de handel en daarna ook de nijverheid afnamen. Vreemde volken trokken het rijk binnen en gewapende bendes zorgen voor overlast. Het werd nog erger toen de Romeinse legioenen waren vertrokken en de limes niet meer verdedigden. Wegen en bruggen werden niet onderhouden. Reizen was gevaarlijk, want het was nergens veilig. De agrarisch-urbane of landbouwstedelijke samenleving van de Oudheid, waarin landbouw nog steeds het belangrijkste middel van bestaan was, was verdwenen. Er bestond weer een agrarische cultuur : bijna alle mensen leefden van landbouw. 

Het domein

De mensen leefden en werkten op het domein. Een domein was een landgoed van een heer en werd bewerkt volgens het hofstelsel. De landbouwgrond was verdeeld in twee stukken. Een deel was van de heer en hier werd het werk gedaan door de horigen. De horigen hadden het 2de deel van het domein. Ze betaalde hiervoor met een deel van de oogst en ze deden de klusjes van de heer. Horigen waren geen slaven, want ze waren geen eigendom van de heer. Wel waren ze gebonden aan de grond en werden ze als de grond verkocht werd mee verkocht. 

Boeren en horigheid

Boeren konden op verschillende manieren in de horigheid raken: Sommigen horigen waren afstammelingen van oude Romeinse slaven, ze hadden dan van hun meester een stukje grond gekregen om op te werken. Anderen waren vrije boeren die hun eigendom hadden afgestaan. Dat deden ze in ruil voor bescherming tegen gewelddadige invallers, maar soms ook om te overleven. De heer kreeg er dan niet alleen grond bij, maar had hiermee ook altijd genoeg arbeidskracht. 

Meer dan een eigenaar van een stuk grond

Op een domein werd bijna alles verbouwd en geproduceerd om van te leven en waren dus zelfvoorzienend (er was spraken van autarkie). Ieder domein had z'n eigen molen, smidse, visvijver etc. ze hadden zelfs een kerkje. De heer van een domein was niet alleen eigenaar van de grond. Hij oefende ook rechtspraak uit over de boeren die er woonden, dan hoorde hij de zaak aan en de getuigen en velde dan een oordeel waar iedereen zich aan moest houden. De regels die hier bij werden gevolgd werden mondeling generaties op generaties doorverteld.

Veel heren hadden niet een domein maar meerderen en trokken dan tussen deze domeinen rond. Het beheer en bestuur van het domein lieten ze dan achter aan een plaats vervanger: meier of rentmeester.


Conclusie:

Een agrarische samenleving is een samenleving waarbij de bevolking leeft van landbouw. De organisering van een agrarische samenleving ging als volgt: Een domein was in tweeën verdeeld: het ene deel hoorde bij de heer en het andere bij de horigen. De horigen hoorden bij de grond en betaalden de heer door klusjes te doen en oogst te geven. Hiervoor kregen ze bescherming en als een aantal oogsten mislukten kregen ze voedsel. De horigen konden oude Romeinse slaven zijn, maar ze konden ook vrije boeren die hun land hadden afgestaan. De heer was eigenaar van de grond en sprak recht. Hij kreeg niet alleen grond erbij maar ook had hij altijd genoeg arbeidskracht. Een heer had meestal niet een, maar meerderen domeinen. Een domein was zelfvoorzienend en had zijn eigen molen, bierbrouwerij, smidse, visvijver en zelfs een eigen kerkje.

5.5

Deelvraag 3 

Hoe verspreidde het christendom zich over Europa?

Het begon ermee dat in de vierde en vijfde eeuw het christendom zich over het Romeinse rijk had verspreid. Er lag niet vast wat je precies moest geloven. Een aantal mensen moesten hetzelfde verhaal vertellen, de kerkvaders. Maar er kan natuurlijk maar 1 de beste zijn en in dit gebied was dat Augustinus. Hij leefde van 354 tot 430 na christus. Dat was tijdens dat de volksverhuizingen (voor de middeleeuwen). Maar ook toen deden ze al veel met boeken. In 410 werd Rome aangevallen door een Germaanse volk: de Visgoten. De Romeinen die niet in het christendom geloofden, gaven uiteraard de schuld aan de Christenen. Augustinus schreef ook een boek: De Stad van God. Dit pakte niet heel goed uit: het boek werd niet goed gevonden. In het boek vertelde Augustinus dat als je goed leefde en in Christus geloofde, je volgens hem hoorde bij ''De Stad van God''. Volgens Augustinus was het leven op aarde niet zo belangrijk als het leven na de dood. 

De kerstening van de Germanen

Toen de Germanen als eerste in contact kwamen met de Romeinen ging de bekering van het Germaanse volk (de kerstening) snel. Adel en de vorst waren daarin het voorbeeld. De Frankische koning Clovis vond het Katholieke geloof goed, daarom liet hij zich dopen in 496. Zijn edelen gingen met hem mee en lieten zich dus ook dopen. Hierdoor kreeg hij meer aanhangers van de Gallo-Romeinse bevolking. Vooral de rijke bisschoppen werden goede vrienden met hem. De pausen stuurde missionarissen, dat zijn mensen die voor de kerk op pad gingen en vertelden wat het geloof inhield om mensen zo te overtuigen van het geloof. Deze missionarissen die werden beschermd door de Franken. In 751 leek het paus Zacharias een goed idee om Pippijn de macht te geven, in 800 gebeurde dit echt en werd hij koning. De koningen maakten er gebruik van dat de bevolking zo gelovig was, want ze zeiden dan dat ze ook gelovig waren geworden en daardoor geloofde de bevolking hen. 

De Kerstening van de Friezen en de Saksen.

De Friezen en de Saksen waren overgenomen door de Franken. De leiders van de Friezen en de Saksen die verzetten zich tegen het geloof. De Franken stuurden heel veel missionarissen om de bevolking te overtuigen. In 690 na christus begon Willibrord hiermee. Het lukte hem niet zo goed. In 716 stuurden ze Bonifatius als missionaris. 754 werd hij vermoord in Dokkum. Kartel Martel werd toen gestuurd. Die onderwierp de friezen. Hij maakte alle friezen christenen. Karel de Grote versloeg tegelijkertijd de Saksische hertog Widukind. Toen moest iedereen christen worden. In het jaar 1000 was heel West-Europa gekerstend. 

Afgezonderd van de wereld

Sommigen mensen gingen als kluizenaar leven. Ze wilden niets te maken hebben met mensen, maar alleen met god. Ze leefden in armoede, kuisheid en waren alleen gehoorzaam aan god. De missionarissen mochten af en toe logeren bij de kluizenaars in hun kloosters. De kloosterlingen verbouwden hun eigen eten, ze gaven onderwijs en verzorgden de zieken. Er waren ook monniken die de boeken kopieerden door ze over te schrijven. De koningen wilden de kloosterlingen graag te vriend houden. Daarom gaven ze hen steeds meer grond. De kloosterlingen konden hun grond op een gegeven moment niet meer zelf allemaal bijhouden. Ze verhuurden daarom grond aan horigen. De kloosters werden zo steeds rijker. Er moest ook een baas komen: de abt. Hij was heel belangrijk omdat hij veel geld bezat.

Conclusie:

Voordat er in het Romeinse rijk christen zijn geen probleem was, moesten de christenen bewijzen dat alles dat er mis ging in het rijk niet aan hun lag. Nadat het christendom zich over het Romeinse rijk had verspreid, kwam de kerstening. Dat ging bij sommige volken heel makkelijk, maar bij andere kon het wat moeilijker gaan. De Germanen die als eerst met de Romeinen in contact waren gekomen, werden al snel christen. Doordat de Frankische vorsten en koningen zich tot het christendom bekeerden werden de Franken ook al snel Christen. Helaas ging het niet zo snel met de Friezen en Saksen, want hun leiders verzetten zich hevig. Eerst moesten de Friezen overwonnen worden door Karel Martel, voordat ze christen werden. Bij de Saksen moesten ze zelfs na de verovering van Karel de Grote nog gedwongen woorden om zich tot het christendom te laten bekeren. In ongeveer 1000 was wel zo'n beetje heel West Europa gekerstend. 

5.6

Deelvraag 4

Hoe ontstond de islam en hoe heeft deze godsdienst zich verspreid?

Het ontstaan van een nieuwe godsdienst

De Islam ontstond in de 7e eeuw op het Arabische Schiereiland. De stammen die daar toen leefden waren de nomaden. Er waren veel burgeroorlogen, omdat ze veel ruzies maakten. Mohammed was een rijke koopman uit Mekka. Mekka was een belangrijke stad met een goede ligging aan een karavaanweg. Daar kwamen veel kooplieden en pelgrims langs. Deze gingen dan naar Ka'ba dit is een tempel met daarin een heilige steen. Hier vereerden ze de goden. Mohammed kreeg visioenen dat god hem via de aartsengel Jibriel boodschappen doorgaf. Hij noemde die god Allah. Zijn verhalen werden opgeschreven in een boek: de Koran. 

Medina en verspreiding van de Islam

Mohammed vertelde aan de andere mensen in Mekka wat Allah hem verteld had. Niemand wilde luisteren. In 622 na christus moest Mohammed vluchten uit Mekka. Hij ging toen naar Medina. Zijn vlucht werd de hedsjra genoemd. Dit is het begin geweest van de islamitische jaartelling. In Medina luisterden de mensen wel en kreeg Mohammed volgelingen. Zo begon hij zijn jihad: een heilige oorlog. In 630 ging hij met zijn volgelingen terug naar Mekka om hen over te halen ook te geloven. 2 jaar later was iedereen bekeerd en stierf Mohammed. In de 8e eeuw kwam de Islam naar Europa. De verspreiding van de Islam ging na Mohammeds dood gewoon door. De Arabieren veroverden ook de andere stammen en steden snel omdat de legers van anderen (bijvoorbeeld de Perzen en Byzantijnen) heel erg verzwakt waren door veel burgeroorlogen. De moslims (de kaliefs) waren ook heel fanatiek, want als ze doodgingen tijden de Jihad kregen ze een plekje in het paradijs. Het kostte 25 jaar om het hele Midden-Oosten te veroveren. Daarna gingen ze Noord-Afrika en daarna naar Spanje. Dat veroverden ze in 711 na christus. Daarna trokken ze door naar Frankrijk. Daar werden in 732 verslagen door Karel Martel. In de tussentijd veroverden ze ook nog naar Constantinopel. In de veroverde gebieden mochten joden en christenen wel hun eigen geloof houden (want ze hebben ook 1 god) maar ze moeten wel extra belasting betalen. In het beging deden mensen dat wel, maar na een tijdje gingen ze toch maar over naar de Islam. Zo verspreidde de Islam zich over Azië en Afrika (en een heel klein beetje Europa). 

Kalief Harun al-Rashid

De Arabieren namen de cultuur van de veroverde gebieden over (bijv. van de Grieken en de Perzen) zoals Wiskunde, geneeskunde, Bouwkunst. In de periode 786-809 was Kalief Harun al-Rashid de baas en was de cultuur op een hoogtepunt. Bagdad was toen de hoofdstad van het Arabische rijk. Het was een rijke stad met 1 miljoen inwoners. Ze haalden alles wat ze wilden uit verschillende delen van het grote rijk. Uit China kwam zijde en porselein, uit India kwamen de kruiden, uit Afrika kwam ivoor en goud, uit Europa kwamen wapens en slaven. Er kwamen banken waar je geld kon inwisselen. Om het rijk te besturen werden er ambtenaren aangesteld. Die ambtenaren inden belasting, ze waren ook de rechters, ze waren ook de boodschappers. Harun al-Rashid had een zoon Al-Mamun. Harun al-Rashid vond wetenschap heel belangrijk en zijn zoon ook. En die zoon legde bibliotheek aan met boeken waarvan hij vond dat ze belangrijk waren. Hij stuurde boodschappers het hele rijk door om boeken te vinden voor zijn bibliotheek. Hij noemde de bibliotheek Huis van de Wijsheid. Alle boeken liet hij vertalen naar het Arabisch. De geleerden vonden dat wel goed dat hij wetenschap zo belangrijk vond dus die hielpen hem ook. Omdat het rijk zo groot was, waren er veel bestuurders en die bestuurders kregen op een gegeven ruzie met elkaar. Daardoor kwamen er weer veel kleine oorlogen. In 1055 vielen Turkse stammen Bagdad binnen en veroverden de stad. Het Arabische rijk viel uit elkaar.

Conclusie: 

De islam ontstond op een Arabisch schiereiland. Mohammed (een koopman uit mekka) kreeg visioenen van de aartsengel Jibriel. In die visioenen kreeg hij boodschappen door van god, die hij Allah noemde. Mohammed noemde zichzelf de profeet en boodschapper van de enige god Allah. Deze boodschappen werden uiteindelijk opgenomen in de Koran. Mohammed leefde in Mekka en dus daar begon hij zijn geloof te verspreiden maar niemand luisterde. Op een gegeven moment moest Mohammed vluchten naar een andere stad. In deze stad kreeg hij wel aanhangers en met deze aanhangers begon hij een heilige oorlog, een jihad. Dit liep al snel uit tot een reeks veroveringen. Nadat Mohammed was gestorven gingen zijn aanhangers door met veroveren. Na 25 jaar hadden ze een heel rijk van het hele Midden-Oosten tot Noord-Afrika. Maar uiteindelijk gaven ze het op. In de veroverde gebieden verspreidde de islam. Hoe langer de Arabische heersing duurde, hoe meer de mensen gewend raakte aan de nieuwe godsdienst en hoe meer aanhangers ze kregen. Handelaren brachten de Islam uiteindelijk ook naar andere gebieden die niet veroverd waren en zo verspreidde de islam zich over grote delen van Afrika.

5.8

Op een gegeven moment reageerden nergens meer Karolingen. Hoe kwam dat waardoor konden zulke machtige mensen zo ten ondergaan en hoe viel het rijk uiteen dat zal ik U uitleggen in dit stuk. Een van de eerste redenen was omdat Lodewijk overleed en zijn rijk werd verdeeld onder drie zoons. Zoals vaker vindt er dan een ruzie plaats over wie wat krijgt het rijk werd uiteindelijk in die stukken Karel de Kale kreeg het West-Frankische rijk, Lodewijk de Duitser kreeg het Oost-Frankische rijk, Lotharius de oudste kreeg het Middenrijk in bezit. De drie zoons hadden hun eigen wil en volgde niet alle regels van hun vader op dit zorgt voor problemen dit is ook meteen 1 van de redenen dat het Karolingische rijk uiteenviel. De oudste zoon Lotharius kreeg ook de keizerstitel maar de andere twee boeide dat niet zo had iedereen had zijn eigen wil dat is reden twee. Het rijk van Lotharius viel alleen maar verder uit elkaar uiteindelijk kwamen de brokstukken terecht bij een van de twee andere rijken. Op dat moment regeerde de Karolingen al nergens meer. Na de val van het west- en oost-Frankische rijk waren de nieuwe koningen allang al niet meer zo machtig. Dit kwam grotendeels door het leenstelsel. Machtige leenmannen begonnen (bijv. Hertogen en graven) wat zij leenden steeds meer als hun eigendom te zien. Hierdoor kregen de koningen minder greep op hun land. Op een gegeven moment werd Europa door kleine heren bestuurt daardoor hadden de koningen weinig macht. Dus doordat Lodewijk overleed en daardoor werd zijn rijk verdeeld onder zijn zoons. Dit zorgt voor onrust en onraad. Het rijk valt uiteen en de Karolingen regeren nergens meer.

©2018 Martijn Richter. Arena 255, Amsterdam, 1213 NW
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin